Koorleden nemen deel aan indrukwekkende workshop John Rutter
Half oktober rijden Alie W., Ina, Tine, Nettie E., Wicha en ik met anderhalve auto naar Soest. Daar, in de Petrus & Pauluskerk, zal de Engelse componist en dirigent John Rutter een masterclass geven voor koorzangers.
Een artikel van Nicolien van Doorn
Een kerk binnenlopen die vier keer zo groot is als onze Oude Kerk en die ondanks zijn gigantische afmetingen stampvol zit met sopranen, tenoren, bassen en alten, is – om in Britse stijl te blijven – een mind-blowing experience. Met pijn en moeite, dat wil zeggen met veel geduw en gemopper, vinden Wicha en ik een plekje naast de bassen. Tine en Nettie zitten een stuk verderop tussen de alten gepropt. Ik vermoed dat Alie en Ina bij de sopranen al even weinig ruimte hebben.
John Rutter neemt in drie uur tijd tien liederen door, merendeels eigen composities. Voordat het immense koor aan een lied begint, vertelt hij er iets over. Van ‘Amazing Grace’, zegt hij, is niet bekend waar de melodie vandaan komt. “Maar de tekst is in 1722 geschreven door de Engelsman John Newton. Hij was een zeeman en geloofde niet in God. Na een hevige storm op zee bekeerde hij zich tot het christendom en werd dominee. Je merkt dat dit lied is geschreven vanuit zijn hart.”
Een stijve Engelse hark is hij niet
Je kunt zeggen van Rutter wat je wilt, een stijve Engelse hark is hij niet. Als een cabaretier rent hij heen en weer, wild met zijn armen zwaaiend. Ondertussen gooit hij grappen de kerk in, die hij waarschijnlijk al honderd keer heeft verteld. Maar ach, wat geeft het? Iedereen lacht toch wel als hij zegt: “C flat major, dat is precies hetzelfde als C major, maar dan met een heleboel flats’. Of wat te denken van koningin Elisabeth, die een muziekoptreden heeft bijgewoond en na afloop de al wat oudere dirigent wil vragen of hij nog steeds componeert. Met: “Doet u het nog steeds?” komt dat er een beetje ongelukkig uit. “Ja mevrouw”, antwoordt de dirigent, “maar niet meer zo vaak.”
Het is maar goed dat de meeste zangers de liederen kennen, want Rutter vliegt er in een moordend tempo doorheen. Na iedere repetitie zegt hij: “Okay, klaar voor de grote uitvoering!”, klimt op de kansel en geeft wild zwaaiend de maat aan. Wanneer de laatste noot heeft geklonken roept hij:”Yeaaaaah!!!!”.
Over ‘Angel’s Carol’, dat hij in 1980 heeft gecomponeerd op zijn eigen tekst, vertelt Rutter dat dit lied aanvankelijk was bedoeld voor een koor van sopranen en alten, begeleid door een harp. Met zelfspot vertelt hij hoe hij jaren geleden werd aangesproken door de directeur van Clare College in Oxford. “Hij vroeg hoe het toch mogelijk was dat zo’n somber iemand als ik zulke vrolijke muziek kon maken. Tja, dat wist ik zelf ook niet. Maar sindsdien stem ik mijn somberheid af op de muziek.”
John Rutter had een bas willen zijn
Als we ‘Christmas Lullaby’ hebben gezongen en de bassen de laatste twee lage noten hebben laten horen, vertelt Rutter dat hij eigenlijk geen componist had willen worden, maar baszanger. “Ik had één probleem: ik haalde de lage tonen niet. Op een kerstavond heb ik een kous opgehangen met een briefje erin, waarin ik Santa Claus vroeg om een basstem. Toen ik de volgende ochtend wakker werd en begon te praten, dacht ik: ‘Wacht eens even, ik hoor D flat, Rachmaninoff, here I come!’ Ik vertelde mijn vrouw dat ik naar de schuur ging om mijn nieuwe lage noten te oefenen. Maar ze zei: ‘Doe dat morgen maar, help me nu liever met het kerstdiner.’ De dag daarna had ik een keelontsteking. Die lage noten heb ik nooit teruggekregen.” Hij loopt naar de bassen toe en vraagt: ”Mag ik nog een keer die laatste twee basnoten horen?” De bassen brommen gehoorzaam, waarop Rutter ze bedankt met een hartgrondig: “I hate you!!!!”
Een tenor is hij ook al niet, bekent hij. “Ik ben veroordeeld tot het schrijven en arrangeren van liederen.” Hij laat een melodramatisch gesnuf horen: “Ik doe dat al mijn hele leven op dezelfde manier. Niet spectaculair, maar ik heb één troost: als je nooit in de mode raakt, kun je ook niet uit de mode raken.” Hij hoopt, zegt hij, dat veel van zijn liederen in het Nederlands vertaald zullen worden. Het klinkt als een open sollicitatie: “Voel je vrij, mijn uitgever is erg geïnteresseerd. Ik hoop dat over een paar maanden de Nederlandse teksten binnenstromen.”
Zelfs van het afscheid maakt hij een act
Het laatste lied dat we zingen is ‘El Noi de la Mare’, een Catalaans slaapliedje. Voordat we beginnen, vraagt Rutter of iemand onder de aanwezigen Spaans als moedertaal heeft. Nee? “Okay, dan maakt het ook niet uit hoe we het uitspreken.”
Zelfs van het afscheid maakt hij een act. Wanneer organisator Paul Snoek met een bos bloemen in zijn hand het podium opstapt, roept hij verrast: “Oóóóóóóh!” en steekt beide handen uit om de bos in ontvangst te nemen. Als Snoek hem negeert en de bloemen aan pianiste Annemieke Jussen overhandigt, loopt Rutter gefrustreerd heen en weer. Hij leeft pas weer op als hij een zak met dropjes krijgt, in de vorm van klompjes. “Oh yeeeeeeeessss!”